Wet oorlogsstrafrecht
Artikel 26
1
Indien de rechter op grond van de stukken en het verhoor van de verdachte de overtuiging heeft bekomen, dat deze een misdrijf heeft begaan, waarop de bepalingen van deze wet van toepassing zijn, en deswege strafbaar is, kan hij de verdachte straf opleggen. De rechter is niet bevoegd tot oplegging van andere hoofdstraffen dan gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, hechtenis en geldboete.
2
Indien de rechter niet de overtuiging heeft bekomen, dat de verdachte een bepaald feit, in de vordering van het openbaar ministerie vermeld, heeft begaan, spreekt hij hem ter zake van dat feit vrij.
3
Indien de rechter de overtuiging heeft bekomen, dat de verdachte een bepaald feit, in de vordering van het openbaar ministerie vermeld, heeft begaan doch van oordeel is, dat dit niet is een misdrijf, waarop de bepalingen van deze wet van toepassing zijn, of dat de verdachte deswege niet strafbaar is, verklaart hij zich onbevoegd onderscheidenlijk ontslaat hij hem ter zake van dat feit van alle rechtsvervolging.
4
De rechter geeft de beslissing, in dit artikel bedoeld, bij schriftelijke beschikking.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.